De Raad van State heeft op 5 september een belangrijke uitspraak gedaan in een zaak van een jongere die een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) wilde aanvragen, maar die als minderjarige een zedendelict heeft gepleegd. De Raad bepaalde dat de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie bij het beoordelen van een VOG-aanvraag moet kijken naar de leeftijd waarop het delict is gepleegd. Dit heeft hij nagelaten. Defence for Children ziet de uitspraak als een stap voorwaarts richting een apart beleid voor privacyzaken van mensen die in hun jeugd een strafbaar feit hebben gepleegd.

 

De uitspraak gaat over een student die een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) aanvraagt voor een stageopdracht als kinderwerker. Zijn aanvraag wordt afgewezen, omdat uit zijn dossier blijkt dat hij in zijn jeugd voor een zedendelict is veroordeeld.  Volgens de beleidsregels geldt bij deze aanvragen een verscherpt toetsingskader. Het doel van dit beleid is om kwetsbare mensen te beschermen, waaronder minderjarigen, ouderen en gehandicapten. Gevolg is dat de VOG aanvraag van (minderjarige) zedendelinquenten levenslang kan worden afgewezen.  

Als blijkt dat de weigering van een VOG disproportioneel is, kan rekening worden gehouden met omstandigheden. In deze zaak geeft de student aan dat het delict waarvoor hij is veroordeeld kan worden gezien als een onhandige versierpoging van een zestienjarige jongen bij een leeftijdsgenoot. Door hem nu geen VOG te geven kan hij geen stage lopen en zijn opleiding tot sociaal cultureel werker niet afmaken. 

Staatssecretaris heeft de grenzen van redelijkheid overschreden

De Raad van State constateert dat het beleid geen onderscheid maakt tussen minder- of meerderjarigheid. Er wordt onder andere niet gekeken of de verwijtbaarheid en het recidiverisico bij minderjarigen lager is dan bij meerderjarigen. Ook is niet gekeken of de gevolgen van de weigering  disproportioneel zijn nu de student zijn opleiding niet kan afmaken.  De Raad van State komt tot de conclusie dat de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie de minderjarige leeftijd van de aanvrager ten tijde van het delict in het geheel niet heeft betrokken. Daarmee heeft hij de grenzen van de redelijkheid overschreden. 

Minderjarigen hebben een speciale positie in het strafrecht

Defence for Children ziet de uitspraak als een stap voorwaarts richting naar een apart beleid voor  privacyzaken van mensen die in hun jeugd een strafbaar feit hebben gepleegd.  Uitgaande van het VN-Kinderrechtenverdrag hebben minderjarigen een speciale positie in het strafrecht. Recidiveonderzoek naar minderjarige zedendelinquenten bevestigt dat uiteindelijk een zeer klein percentage daadwerkelijk recidiveert. Defence for Children vindt dat ook in deze zaken een maximale termijn gesteld dient te worden waarbinnen een VOG geweigerd kan worden en dat een afwijzing goed gemotiveerd moet worden.

Meer informatie

Klik hier voor de uitspraak LJN: BX6537 van de Raad van State.

Klik hier voor het artikel: ”Recht op privacy van minderjarige delinquenten – over justitiële documentatie en DNA-afname bij jeugdigen.”

Bron :