Kinderen met een achterstand krijgen niet altijd de zorg en begeleiding die ze nodig hebben. De kwaliteit van voor- en vroegschoolse educatie (vve) in Nederland moet daarom beter. Zowel in het gemeentelijke beleid als op peuterspeelzalen, kinderdagverblijven en in de groepen 1 en 2 van de basisscholen zijn er veel verbeterpunten. Dat blijkt uit het ‘Eindrapport bestandsopname voor- en vroegschoolse educatie in Nederland’ van de Inspectie van het Onderwijs dat op 21 augustus door staatssecretaris Dekker van OCW naar de Tweede Kamer is gestuurd. Niet eerder is in Nederland een dergelijk omvattend onderzoek gedaan naar de kwaliteit van vve.

Uitkomsten per domein vve-toezichtkader

De inspectie keek naar ruim 360 gemeenten en daarbinnen naar ruim 5.300 locaties Grote en middelgrote gemeenten met veel geld voor onderwijsachterstandenbeleid doen het op de meeste punten beter dan de kleinere gemeenten. De inspectie keek naar vier domeinen uit het toezichtkader vve: 1) de vve-condities, 2) de gemeentelijke vve-beleidscontext, 3) de kwaliteit van vve op de voor- en vroegscholen, en 4) de vve-resultaten.

1) De vve-condities

Wettelijk is vastgelegd dat de GGD de kwaliteit van de voorscholen beoordeelt, waaronder de basisvoorwaarden van voorschoolse educatie. Het heeft enige tijd geduurd voordat de GGD’en hun formele taken op het gebied van de beoordeling van de kwaliteit van de voorschoolse educatie oppakten, maar eind 2012 is dit in vrijwel alle gemeenten op orde.

2) De gemeentelijke vve-beleidscontext

Het blijkt dat de meeste gemeenten een definitie van ‘doelgroepkind’ hebben geformuleerd. Ook wordt in meer dan de helft van de gemeenten de uitvoering van vve gecoördineerd en zijn er afspraken over de inzet van externe zorg voor peuters en kleuters. Maar in de meeste gemeenten ontbreekt nog een gericht ouderbeleid, wordt onvoldoende gestimuleerd dat vve deel uitmaakt van de reguliere kwaliteitszorg en ontbreekt ook een systematische evaluatie van het gemeentelijke vve-beleid.

Veertig procent van de gemeenten heeft voldoende vve-plaatsen gerealiseerd. Hoewel de inspectie niet kan vaststellen hoe groot het doelgroepbereik is, is wel duidelijk dat er veel (doelgroep)kinderen zijn die niet naar een peuterspeelzaal of kinderdagverblijf (met voorschoolse educatie) gaan.
De inspectie concludeert dat er in slechts 15 procent van de gemeenten afspraken zijn gemaakt met de schoolbesturen (en de houders van peuterspeelzalen en kinderdagverblijven) over wat de resultaten van vve moeten zijn. De inspectie heeft met de gemeenten die geen resultaatafspraken hebben, afgesproken dat zij dit oppakken.

Slechts de helft van de gemeenten met een doelgroepdefinitie neemt daar ook de feitelijke achterstand van de peuters en kleuters in mee. De inspectie vindt het wenselijk dat voor alle peuters en kleuters op basis van het feitelijke ontwikkelingsniveau wordt bepaald of het kind extra zorg en begeleiding nodig heeft. Een risico op een achterstand is immers geen feitelijke achterstand. Vanuit het perspectief van het opbrengstgericht werken is de beoordeling van de feitelijke achterstand het belangrijkst.

3) De kwaliteit van vve op de voor- en de vroegscholen

Het oordeel op ongeveer de helft van de indicatoren is ‘voldoende’ en bij de overige oordelen is doorgaans sprake van een ‘verbeterpunt’.
Op bijna alle voorscholen zijn de condities waaronder vve wordt uitgevoerd bijna geheel op orde, wat wil zeggen dat ze voldoen aan de wettelijke eisen. Ook het pedagogisch klimaat en het educatief handelen van de leidsters en de leerkrachten zijn op de meeste vve-locaties van voldoende niveau. Hiermee is er een basis om de kwaliteit van vve de komende jaren verder te verhogen. Op meer dan de helft van de bezochte vve-locaties vragen de volgende aspecten verbetering: ouderbetrokkenheid; zorg en begeleiding; interne kwaliteitszorg en de doorgaande lijn van de voor- naar de vroegscholen.

4) Vve-resultaten

Doordat er op gemeentelijk niveau nauwelijks resultaatafspraken zijn gemaakt, kan de inspectie geen uitspraken doen over de resultaten van vve.

Naast de verbeterpunten merkt de inspectie op dat bij nagenoeg alle indicatoren ‘voorbeelden voor anderen’ zijn aangetroffen. Gemeenten, basisscholen, peuterspeelzalen en kinderdagverblijven met voorschoolse educatie kunnen leren van elkaars goede voorbeelden. De bestandsopname heeft tevens bij veel gemeenten en bij veel voor- en vroegscholen een impuls gegeven aan de ontwikkeling van het vve-beleid en het verbeteren van de kwaliteit van de uitvoering van vve.

  • Eindrapport bestandsopname voor- en vroegschoolse educatie in Nederland
    PDF-bestand, 2MB

Bron : http://www.onderwijsinspectie.nl/actueel/nieuwsberichten/extra-aandacht-nodig-voor-achterstanden-bij-het-jonge-kind.html?homeref=true

Kinderopvang in Rotterdam