Deze factsheet legt uit op welke manier de meldcode van belang is voor gemeenten:

Kern van de Wet verplichte meldcode
De Wet verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling (hierna: Wet verplichte meldcode) verplicht organisaties en zelfstandige beroepskrachten (1) om een meldcode vast te stellen en het gebruik daarvan te bevorderen. Een meldcode bestaat uit een stappenplan voor professionals bij signalen van huiselijk geweld of kindermishandeling. De stappen leiden de professionals door het proces waarin zij tot het besluit komen om al dan niet een melding te doen bij het Advies – en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) of bij het Steunpunt Huiselijk Geweld (SHG). Doel van de wet is niet zozeer om te komen tot zoveel mogelijk meldingen,
maar om professionals te ondersteunen in een tijdige en effectieve aanpak van geweld in huiselijke kring.

Organisaties stellen zelf een eigen meldcode vast
Organisaties dienen zelf een eigen meldcode op te stellen. De amvb Verplichte meldcode noemt de minimumeisen waaraan een meldcode moet voldoen. Deze amvb treedt vanaf juli 2013 in werking.

Belang van de wet voor gemeenten
De Wet verplichte meldcode is op twee manieren van belang voor gemeenten. Zij moeten voor sommige ambtenaren zelf een meldcode opstellen en gemeenten moeten toezicht houden op de naleving van de wet.

1. Voor welke ambtenaren de gemeente een meldcode moet vaststellen
De Wet verplichte meldcode geldt binnen de gemeentelijke organisatie voor de medewerkers die betrokken zijn bij de uitvoering van de Leerplichtwet 1969. Voor deze medewerkers moet het gemeentebestuur een meldcode opstellen die voldoet aan de wettelijke eisen. Daarnaast is het gemeentebestuur verplicht de kennis over en het gebruik van de meldcode bij deze medewerkers te bevorderen.
NB: De gemeente kan de meldcode ook van toepassing verklaren voor andere medewerkers van de gemeente die niet onder de wettelijke verplichting vallen. Te denken valt dan aan medewerkers met meer dan vluchtige contacten met burgers, zoals de medewerkers van het Wmo loket, of van de dienst Werk en Inkomen.

2. De gemeente als toezichthouder
De landelijke inspecties oefenen toezicht uit op hun ‘eigen’ sectoren. De gemeenten oefenen het toezicht uit op organisaties die actief zijn op het terrein van de maatschappelijke ondersteuning en de kinderopvang. Bij de maatschappelijke ondersteuning gaat het
om (wat in de huidige wet wordt omschreven als) de prestatievelden 2, 3, 5 , 6 en 7 zoals: jongerenwerk, maatschappelijke opvang, welzijnswerk, peuterspeelzaalwerk, maatschappelijk werk, huishoudelijke hulp, vrij toegankelijke opvoedondersteuning en jeugdhulp.
Vrijwilligersorganisaties die in deze prestatievelden actief zijn vallen niet onder de Wet verplichte meldcode. Er kunnen natuurlijk wel afspraken worden gemaakt over de eventuele signalerende rol van vrijwilligers(organisaties).
NB: – De toezichtstaak van de gemeente geldt ook voor instellingen die vallen onder deze prestatievelden, waarmee de gemeente geen subsidierelatie heeft, zoals een nietgesubsidieerde peuterspeelzaal.
– Is een organisatie in meer gemeenten actief, dan maken de betrokken gemeenten afspraken over de afstemming van hun toezichtstaken.

Waar het toezicht zich op richt
Het toezicht van de gemeente is gericht op de volgende drie vragen:
– is er binnen de organisatie een meldcode beschikbaar?
– Voldoet deze meldcode aan de minimum eisen van de wet en de amvb?
– Wat doet de organisatie concreet om de kennis en het gebruik van de meldcode bij de medewerkers te bevorderen, bijvoorbeeld door voorlichting, scholing en training?

Inrichten van het toezicht
Het uitoefenen van toezicht begint met het geven van voorlichting en advies over de Wet verplichte meldcode. De gemeente kan de naleving van de wet ook stimuleren door te wijzen op het Basismodel Meldcode en op voorbeelden van meldcodes van andere organisaties (zie hiervoor www.meldcode.nl).
Daarnaast is het voor organisaties van belang dat ze het tijdpad van het gemeentelijk toezicht kennen. Zo is voor de organisaties duidelijk wanneer de gemeente voor het eerst de naleving van de wet gaat controleren en hoe die eerste controle er uit zal zien.
De gemeente is vrij in de manier waarop dat toezicht wordt vorm gegeven. Een eerste vorm van toezicht kan bijv. bestaan uit het uitzetten van een vragenlijst bij de organisaties om te achterhalen of ze over een adequate meldcode beschikken. Ook kan de gemeente de tekst van de meldcodes opvragen om deze te toetsen aan de wettelijke eisen. Op de wat langere termijn
zal het toezicht zich ook moeten richten op de manier waarop de organisaties de kennis en het gebruik van de meldcode bij hun medewerkers bevorderen. Aandachtspunten daarbij zijn de structurele inbedding van training en scholing en de wijze waarop de meldcode onder de aandacht wordt gebracht bij nieuwe medewerkers.

Toezicht opdragen aan de GGD
Als het toezicht op de kinderopvang namens de gemeente wordt uitgeoefend door de GGD, kan de gemeente overwegen om het toezicht op de naleving van de Wet verplichte meldcode eveneens op te dragen aan de GGD. Zo kan worden voorkomen dat de kinderopvang te maken krijgt met twee verschillende toezichthouders.

Bevoegdheden bij het uitoefenen van toezicht
Voor het uitoefenen van het toezicht biedt de Algemene wet bestuursrecht (Awb) de gemeente de bevoegdheid om informatie op te vragen en zo nodig op te eisen bij de instellingen. Zo kan de gemeente controleren of de instelling beschikt over een meldcode en of deze voldoet aan de wettelijke eisen. Ook kan de gemeente door informatie op te vragen inzicht krijgen in wat een organisatie feitelijk doet om de meldcode bij de medewerkers bekend te maken en te bevorderen dat zij de meldcode gebruiken.

Handhavingsinstrumenten
Gemeenten die vaststellen dat een organisatie niet aan de Wet verplichte meldcode voldoet, kunnen (op grond van de Awb) een last onder dwangsom opleggen. Dit betekent dat de gemeente de organisatie verplicht om alsnog aan de wet te voldoen. Zo kan de last bijvoorbeeld bestaan uit de plicht om de tekst van de meldcode aan te passen aan de wettelijke eisen en/ of om een actieplan op te stellen voor interne voorlichting en training. Voldoet de organisatie niet aan deze ‘last’ dan verbeurt de organisatie de in de beschikking genoemde dwangsom. Vanzelfsprekend is een last onder dwangsom voor de gemeente een laatste middel. Eerst zal de gemeente onderzoeken of andere middelen zoals voorlichten, adviseren en aansporen niet tot voldoende resultaat leiden. De last onder dwangsom behoort van te voren te worden aangekondigd zodat de organisatie nog een laatste kans krijgt om aan de verplichtingen te voldoen zonder last onder dwangsom.

Meldcode als subsidievoorwaarde?
Het opnemen van de meldcode als voorwaarde in een subsidiebeschikking, is alleen mogelijk als de meldcode kan worden gezien als een wijze waarop of een middel waarmee het doel van de subsidie wordt bereikt. Aangezien de meldcode is gericht op kwaliteit van
dienstverlening is het wellicht mogelijk om deze voorwaarde in de subsidievoorwaarden op te nemen en als laatste middel een deel van de subsidie in te trekken als de organisatie zich niet aan deze subsidievoorwaarde houdt. Jurisprudentie zal moeten uitwijzen of rechters hiermee akkoord gaan (2).

De rol van het SHG en de centrumgemeenten
Het is de verwachting dat door de Wet verplichte meldcode het aantal meldingen maar zeker ook het aantal adviezen bij het Steunpunt Huiselijk Geweld (SHG) zal toenemen. Het is van belang dat de SHG’ s goed voorbereid zijn op deze intensivering van hun taken. Het
ligt voor de hand dat de centrumgemeenten die verantwoordelijk zijn voor de inrichting van de SHG’ s overleg voeren met het SHG om te bezien of er door de wet inderdaad meer werk voor de SHG’ s ontstaat. Is dat het geval dan moet ook besproken worden hoe eventuele capaciteitsproblemen worden opgelost.
Het Rijk heeft in 2012, o.a. in verband met de uitvoering van de Wet verplichte meldcode, de decentralisatie-uitkering vrouwenopvang structureel met een jaarlijks bedrag van 7 miljoen verhoogd.

Meer informatie

  • www.meldcode.nl: met informatie over de meldcode en een toolkit voor de implementatie
  • www.vng.nl: voor meer informatie over het beleid op het gebied van huiselijk geweld.

 

(1) In de sectoren: onderwijs (inclusief leerplicht), kinderopvang, (jeugd en geestelijke) gezondheidszorg, jeugdzorg, maatschappelijke ondersteuning, justitie en het Centraal Orgaan Opvang Asielzoekers. Daarnaast vallen zelfstandige beroepskrachten die onder de Wet op de Beroepen in de individuele gezondheidszorg eveneens onder de Wet verplichte meldcode.

(2) In 2011 vernietigde de rechtbank Rotterdam een subsidiebeschikking van de gemeente Rotterdam waarin het gebruik van de Rotterdamse meldcode verplicht werd gesteld, omdat de door de gemeente opgelegde verplichting geen verband hield met de wijze waarop of de middelen waarmee het doel van de subsidie werd verwezenlijkt ( LJN BQ6861). Deze uitspraak is gedaan vóór de invoering van de Wet verplichte meldcode.

Bron : http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/huiselijk-geweld/documenten-en-publicaties/brochures/2013/07/04/factsheet-meldcode-huiselijk-geweld-en-kindermishandeling-voor-gemeenten.html