In het tweede kwartaal van 2019 nam het aantal openstaande vacatures met 6 duizend toe tot 284 duizend. Het aantal werklozen daalde met 11 duizend naar 305 duizend. Hierdoor is de spanning op de arbeidsmarkt opgelopen naar een nieuw hoogtepunt: gemiddeld 93 vacatures per 100 werklozen. In het eerste kwartaal waren dat nog 88 vacatures per 100 werklozen. Ook het aantal banen is verder gestegen in het tweede kwartaal. Dat meldt het CBS op basis van nieuwe cijfers over de arbeidsmarkt.

Aantal vacatures blijft toenemen

Eind juni 2019 was het aantal openstaande vacatures opgelopen tot een nieuwe recordstand van 284 duizend. Dat is een toename van 6 duizend vergeleken met een kwartaal eerder. Al zes jaar lang neemt het aantal openstaande vacatures elk kwartaal toe. Er zijn nu ruim driemaal zo veel vacatures als op het dieptepunt in 2013.

De toename van het aantal openstaande vacatures is het resultaat van twee stromen: enerzijds ontstonden er in het tweede kwartaal 313 duizend nieuwe vacatures, anderzijds werden er 307 duizend vacatures vervuld. Niet eerder zijn er in een kwartaal zoveel vacatures vervuld. Het aantal nieuwe vacatures bleef iets achter bij het recordaantal van het eerste kwartaal (316 duizend).

Meeste vacatures in de handel

De meeste openstaande vacatures zijn er in de handel (56 duizend), de zakelijke dienstverlening (47 duizend) en de zorg (38 duizend). In de zorg nam het aantal vacatures in het tweede kwartaal het meest toe, met 3 duizend. Ook in de zakelijke dienstverlening en het openbaar bestuur steeg het aantal vacatures duidelijk. Daar staat tegenover dat in vijf bedrijfstakken het aantal vacatures iets afnam.

Bij vijf van de veertien bedrijfstakken heeft het aantal openstaande vacatures nu een nieuw hoogtepunt bereikt. Dit geldt voor de handel, de zorg, de horeca, het onderwijs en de informatie en communicatie. In de bedrijfstak financiële dienstverlening is het beeld totaal anders: daar bedraagt het aantal vacatures nu minder dan de helft van de hoge aantallen vacatures van voor de economische crisis.

Vacaturegraad op recordhoogte

Ook de vacaturegraad steeg in het tweede kwartaal van 2019 verder, van 33 naar 34. Dit verhoudingsgetal geeft aan hoeveel vacatures er zijn per duizend banen van werknemers. Hiermee komt ook deze graadmeter uit boven de hoogste stand die eerder in 2007 en 2008 werd genoteerd (toen 32 vacatures per duizend werknemersbanen).

Al jarenlang is de vacaturegraad het hoogst in de bedrijfstak informatie en communicatie. Eind juni waren er in deze bedrijfstak 65 vacatures op duizend werknemersbanen, drie minder dan aan het einde van het eerste kwartaal. Hierna volgen de horeca met 58 vacatures per duizend banen en de bouwnijverheid met 57 vacatures per duizend banen. In deze bedrijfstakken is het gebrek aan werknemers het nijpendst. Ondanks het recordaantal vacatures in het onderwijs is de vacaturegraad in deze bedrijfstak het laagst, met 18 vacatures per duizend werknemersbanen.

Ruim vijf jaar achter elkaar banengroei

Het totaal aantal banen van werknemers en zelfstandigen nam in het tweede kwartaal met 40 duizend toe tot 10 672 duizend. De groei van het aantal banen ten opzichte van het voorgaande kwartaal komt daarmee op 0,4 procent. In deze cijfers zijn alle banen meegeteld, voltijd en deeltijd. In een jaar tijd kwamen er 198 duizend banen bij, een toename van 1,9 procent.

Het aantal banen groeit al ruim vijf jaar achter elkaar. Vanaf het tweede kwartaal van 2014 zijn er 944 duizend banen bij gekomen (+9,7 procent). De groei piekte in het vierde kwartaal van 2017 met 72 duizend.

Banengroei bij werknemers

De banengroei in het tweede kwartaal van 2019 kwam voor rekening van werknemers. Het aantal banen van werknemers steeg met bijna 41 duizend tot 8 511 duizend. Het aantal banen van zelfstandigen veranderde nauwelijks en kwam net als in het voorgaande kwartaal uit op 2 162 duizend.

Stijging aantal banen grootst in de zorg

In de zorg kwamen er in het tweede kwartaal 13 duizend banen bij. Andere bedrijfstakken met een grote banengroei waren de handel, vervoer en horeca (6 duizend), de bouwnijverheid (6 duizend) en de zakelijke dienstverlening exclusief uitzendbureaus (5 duizend).

Bij de uitzendbureaus lijkt de rek eruit te zijn. In het tweede kwartaal van 2019 kwamen er duizend banen bij. Een kwartaal eerder was de banengroei nul. Ter vergelijking, in de eerste helft van 2018 was de banengroei in de uitzendbranche nog 16 duizend en in de eerste helft van 2017 zelfs 40 duizend. De uitzendbranche telt inmiddels 837 duizend werknemersbanen. Dat is 10 procent van alle banen van werknemers.

In de financiële dienstverlening gingen opnieuw banen verloren. Ook in de bedrijfstakken landbouw en visserij en de cultuur, recreatie en overige diensten waren er in het tweede kwartaal minder banen dan in het kwartaal ervoor.

Aantal gewerkte uren stijgt licht

Werknemers en zelfstandigen werkten in het tweede kwartaal van 2019 in totaal 3,4 miljard uur. Dat is, gecorrigeerd voor seizoeninvloeden, 0,5 procent meer dan een kwartaal eerder. Per baan wordt gemiddeld 25 uur per week gewerkt. Omdat een substantiële groep meer dan één baan heeft, zijn werkenden gemiddeld 28 uur per week aan het werk, na aftrek van vakantiedagen en ziekteverzuim.

Mannen werkten gemiddeld 32 uur per week, vrouwen 23 uur per week. Van alle gewerkte uren komt 61 procent voor rekening van mannen.

Verdere toename vast werk

In het tweede kwartaal hadden 5,5 miljoen werknemers een vaste arbeidsrelatie, 193 duizend meer dan een jaar eerder. Zij hebben een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd en een vast aantal uren per week. Het aantal vaste werknemers neemt sinds een paar jaar weer toe, maar het is nog wel lager dan voor de economische crisis. Het aantal werknemers met een flexibele arbeidsrelatie is in dezelfde periode vrijwel voortdurend gegroeid, maar stagneerde in de eerste twee kwartalen van 2019.

Gegevens over de arbeidsrelatie van werknemers zijn gebaseerd op de Enquête beroepsbevolking (EBB) van het CBS. Het CBS beschikt ook over een andere bron, namelijk de Statistiek werkgelegenheid en lonen (SWL). De SWL is gebaseerd op gegevens over banen en lonen van het UWV en de Belastingdienst. In de SWL is het aantal flexibele banen in de afgelopen jaren voortdurend gegroeid en was er ook een toename van vast werk, maar minder sterk dan blijkt uit de EBB.

Werkloosheid verder gedaald

Gecorrigeerd voor seizoeninvloeden waren er in het tweede kwartaal 305 duizend werklozen. Dat is het laagste aantal sinds het CBS kwartaalcijfers publiceert (vanaf 2003).
De werkloosheid neemt al ruim vijf jaar af, van 7,8 procent in het eerste kwartaal van 2014 naar 3,3 procent in het tweede kwartaal van 2019. Ten opzichte van het eerste kwartaal nam het aantal werklozen af met 11 duizend. In de loop van het tweede kwartaal is de dalende trend van het aantal werklozen omgeslagen in een lichte stijging.

95 duizend werklozen vonden een baan

De werkloosheid groeit en krimpt door vier verschillende stromen. De eerste is die van

mensen die hun baan verliezen en werkloos worden. Tussen het eerste en het tweede kwartaal van 2019 waren dat er 70 duizend. De tweede stroom is die van de werklozen die een baan vinden (95 duizend). Per saldo daalde de werkloosheid door deze twee stromen met 25 duizend.

De daling van de werkloosheid wordt gedempt door het saldo van twee andere stromen. Er zijn mensen die nog niet actief waren op de arbeidsmarkt en op zoek gaan naar werk. Vanuit de niet-beroepsbevolking worden zij onderdeel van de werkloze beroepsbevolking. In het tweede kwartaal van 2019 zijn dit er 133 duizend. Daartegenover staan werklozen die zich terugtrekken van de arbeidsmarkt (119 duizend). Het resultaat van deze twee stromen is een stijging van 14 duizend werklozen.

Verdere daling langdurige werkloosheid

Het aantal langdurig werklozen, degenen die al een jaar of langer op zoek zijn naar werk, is gedaald naar 75 duizend in het tweede kwartaal van 2019. Dat zijn 53 duizend langdurig werklozen minder dan een jaar eerder in hetzelfde kwartaal. Het aandeel van de werklozen die een jaar of langer op zoek zijn naar werk kwam hiermee op 25 procent. In het tweede kwartaal van 2018 was dat nog 36 procent.

Begin 2015 bereikte het aandeel langdurig werklozen het hoogste punt met 44 procent. Sindsdien is dit percentage in alle leeftijdsgroepen afgenomen. Het aandeel langdurig werklozen is het grootst onder werkloze 45-plussers: in het tweede kwartaal van 2019 was 42 procent van hen minstens een jaar werkloos. Ten opzichte van een jaar eerder was dat een forse daling, in het tweede kwartaal van 2018 was het nog 58 procent.

Minder arbeidspotentieel onbenut

De werkloosheidscijfers volgens de ILO-definitie omvatten niet alle mensen zonder werk die recent naar werk hebben gezocht of die direct zouden kunnen beginnen. Bovendien blijven deeltijdwerkers die meer uren willen werken buiten beschouwing. Het CBS brengt ook deze deelgroepen van het zogenoemde onbenut arbeidspotentieel in kaart. In het tweede kwartaal van 2019 bestond het onbenut arbeidspotentieel uit 1,0 miljoen mensen. Een jaar eerder was dat nog 1,1 miljoen.

Het onbenut potentieel bestaat uit vier deelgroepen. Het ging in het tweede kwartaal van 2019 naast 305 duizend werklozen (niet-seizoengecorrigeerd) om 213 duizend mensen die direct beschikbaar waren voor werk, maar niet recent hebben gezocht en om 170 duizend mensen die niet beschikbaar waren, maar wel hebben gezocht. De vierde groep bestaat uit 333 duizend onderbenutte deeltijdwerkers. In tegenstelling tot de andere groepen hebben zij wél betaald werk. Zij werken echter minder dan 35 uur per week in de hoofdbaan, willen meer uren werken en zijn hier ook direct voor beschikbaar.

Bron : CBS