Wijziging van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen in verband met de herijking en harmonisatie van enige kwaliteitseisen voor kindercentra en peuterspeelzalen, de innovatie van die kwaliteitseisen en het aanpassen van enige eisen aan de kwaliteit van voorschoolse educatie (Wet innovatie en kwaliteit kinderopvang)

VOORLOPIG VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID1

Vastgesteld 9 mei 2017

Het voorbereidend onderzoek van het wetsvoorstel geeft de commissie aanleiding tot het maken van de volgende opmerkingen en het stellen van de volgende vragen.

Inleiding

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de twee wijzigingsvoorstellen van de Wet kinderopvang. De leden van de VVD-fractie zijn positief over de voorstellen die tot doel hebben de kwaliteitseisen voor de kinderopvang en het peuterspeelzaalwerk gelijk te stellen (34 597) en de financiële toegankelijkheid van de voorzieningen voor werkende ouders te regelen (34 596). Goede voorschoolse voorzieningen dragen bij aan een goede start voor kinderen in de maatschappij en ondersteunen ouders bij de combinatie van arbeid en zorg. Gelijke kwaliteitseisen zijn van belang zodat er voor alle kinderen een gelijk kwaliteitsniveau wordt geboden. Ten aanzien van dit laatste punt hebben de leden van de VVD-fractie nog enkele vragen.

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel. Zij hebben naar aanleiding van het voorstel een aantal vragen.

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. Graag maken zij gebruik van de gelegenheid de regering hierover enkele vragen te stellen.

De leden van de GroenLinks-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het wetsvoorstel en willen graag een aantal vragen aan de regering stellen.

De leden van de SGP-fractie hebben kennisgenomen van de Wet innovatie en kwaliteit kinderopvang (34 597). Deze leden hebben enkele vragen ten aanzien van het wetsvoorstel.

Hoofdelementen van het wetsvoorstel

Voor de omvorming dienen zaken te worden geregeld waarvan de leden van de VVD-fractie inschatten dat deze lastig in het nog resterende half jaar te realiseren zijn. Zo vallen medewerkers in de kinderopvang nu onder een andere cao dan de medewerkers van peuterspeelzalen. Ook worden er eisen gesteld aan de accommodaties (binnen- en buitenspeelruimte). De noodzakelijke bouwkundige aanpassingen kunnen (veel) tijd vragen. De leden van de VVD-fractie informeren hoe er in de overgangssituatie wordt gehandhaafd, mocht een organisatie aantoonbaar vanwege reële en praktische problemen niet per 1 januari 2018 aan alle eisen kunnen voldoen.

Met de Raad van State verbaast het de leden van de PvdA-fractie dat het ene wetsvoorstel (34 596) het peuterspeelzaalwerk als zelfstandige voorschoolse voorziening afschaft, terwijl het onderhavige wetsvoorstel de kwaliteitseisen die aan peuterspeelzalen worden gesteld, wijzigt. Het voorliggende wetsvoorstel treedt weliswaar eerder in werking, maar de leden van de PvdA-fractie vragen de regering of de harmonisatie niet op efficiëntere wijze had kunnen worden aangepakt. Zo ja, waarom heeft de regering er dan voor gekozen dit niet te doen?

Het opnemen van de voorliggende pedagogische doelen als definitie van verantwoorde kinderopvang en verantwoord peuterspeelzaalwerk doet recht aan de status die deze doelen hebben in de sector en verstevigt het pedagogisch fundament voor de kwaliteitseisen in lagere wetgeving, zo merken de leden van de PvdA-fractie op. Tegelijkertijd meent de regering dat er behoefte is aan ruimte voor een eigen invulling. Graag vernemen de leden van de PvdA-fractie in hoeverre die ruimte voor een eigen invulling op gespannen voet staat met het opnemen van de pedagogische doelen. In welke zin wordt die ruimte in het voorliggende wetsvoorstel beperkt?

Met de voorgestelde wijziging van de grondslag verdwijnt de mogelijkheid om in lagere wetgeving te bepalen dat vrijwilligers formatief worden ingezet, zo lezen de leden van de PvdA-fractie. Een bovenformatieve inzet van vrijwilligers blijft echter wel mogelijk. Hoe worden deze vrijwilligers dan betrokken, zo vragen de aan het woord zijnde leden van de PvdA-fractie. Voorts lezen deze leden dat niet de mogelijkheid wordt opgenomen om pedagogisch beleidsmedewerkers in opleiding mee te tellen voor het minimaal aantal in te zetten pedagogisch beleidsmedewerkers. Hoe wordt de inzet van stagiairs dan gestimuleerd, zo vernemen de aan het woord zijnde leden graag van de regering.

De leden van de PvdA-fractie steunen de bijdrage die de aanpassing van de kwaliteitseisen levert voor de kwaliteitsverhoging. Graag vragen zij aan de regering in welke zin de arbeidsvoorwaarden binnen kinderopvang en peuterspeelzaalwerk aansluiten bij die behoefte aan kwaliteitsverhoging.

De leden van de GroenLinks-fractie stellen dat de Minister tijdens het debat in de Tweede Kamer aangaf dat uitwerking van de maatregelen ook voor een groot deel in lagere regelgeving zit en dat de Minister bezig is deze voorstellen voor te bereiden. In deze lagere wetgeving worden ook de kwaliteitseisen voor de kinderopvang in lijn met het akkoord uitgewerkt. Is er inmiddels meer zicht op de uitwerking van deze maatregelen, zodat de leden van de GroenLinks-fractie deze bij het eindoordeel over de beide wetsvoorstellen kunnen betrekken?

De leden van de SGP-fractie constateren dat met wetsvoorstel 34 597 de grondslagen voor het stellen van kwaliteitseisen aan kinderopvang en peuterspeelzaalwerk gelijk worden getrokken. De leden van de SGP-fractie hebben met name vragen over Artikel 1.49. In dit artikel wordt een omschrijving gegeven van verantwoorde kinderopvang. Daaronder wordt verstaan het in een veilige en gezonde omgeving bieden van emotionele veiligheid aan kinderen, het bevorderen van de persoonlijke en sociale competentie van kinderen en de socialisatie van kinderen door overdracht van algemeen aanvaarde waarden en normen. Kan de regering een nadere duiding geven van het begrip «algemeen aanvaarde waarden en normen»? Kan tevens aangegeven worden door wie bepaald wordt welke waarden en normen bedoeld worden? Wat moet in dit licht verstaan worden onder het feit dat bij algemene maatregel van bestuur nadere regels kunnen worden gesteld met betrekking tot genoemde aspecten van verantwoorde kinderopvang?

Kan de regering aangeven welke concretisering van de pedagogische doelen bij algemene maatregel van bestuur wordt beoogd? De leden van de SGP-fractie vragen waarom dit niet klip en klaar in de wet wordt omschreven, zodat volstrekte helderheid gegeven wordt over de reikwijdte van de pedagogische opdracht.

Maatschappelijke gevolgen

De leden van de VVD-fractie ondersteunen het streven van de regering om de regeldruk voor burgers, bedrijven en professionals terug te dringen. In de memorie van toelichting2 staat dat de consequenties voor de regeldruk sterk afhankelijk zijn van de precieze uitwerking in lagere regelgeving. Voorts wordt aangekondigd dat een aantal kwaliteitsverhogende maatregelen zal leiden tot extra regeldruk voor de instellingen. Welke maatregelen is de regering voornemens te treffen, wanneer uit de uitwerking in de lagere regelgeving blijkt dat dit leidt tot een ongewenste toename van de regeldruk?

Vanuit het veld zelf zijn er vooral positieve geluiden te horen en de voorgestelde kwaliteitsverbeteringen die in overleg met de sector zijn gemaakt. Dat beoordelen de leden van de GroenLinks-fractie vooralsnog als positief. Deze leden vragen of de regering uiteen kan zetten hoe de regering – ook weer in samenwerking met de sector zelf – de uitwerking van de wet precies gaat evalueren? De regering stelt dat de GGD een jaarlijkse toetsing en de Inspectie voor het Onderwijs een tweede lijn toetsing doet? In welke zinnen verschillen deze toetsen van elkaar? En wat zijn de consequenties voor nieuwe kindcentra als zij herhaaldelijk niet aan de nieuwe kwaliteitseisen voldoen?

De leden van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid zien de beantwoording van de vragen met belangstelling tegemoet; zij ontvangen de reactie bij voorkeur binnen vier weken.

De voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid,Rinnooy Kan

De griffier van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid,Van Dooren

Bron Rijksoverheid