Ouders werken iets minder, maar nauwelijks vanwege bezuinigingen kinderopvang

 Het gebruik van kinderopvang is sinds 2012 afgenomen door een verminderde instroom van nieuwe kinderen in de opvang en een toegenomen uitstroom.
 Ouders noemen vooral de kosten van de opvang als reden waarom zij minder of geen gebruik (meer) maken van formele opvang. Op de tweede plaats komt werkloosheid van een van de ouders.
 Meer informele opvang door familie of bekenden en flexibel werk zijn veel gebruikte alternatieven voor formele opvang. Ook werken de ouders minder uren buitenshuis.
 Moeders die eind 2011 gebruik maakten van formele opvang, werken nu gemiddeld 1,6 uur minder dan destijds. Ook de arbeidsduur van de vaders nam iets af. Vooral moeders en vaders die nu minder of geen opvang meer hebben, werken relatief vaak ook minder uur of niet meer.
 Van de ouders die minder werken én minder opvang hebben, wijst een op de zeven de opvang aan als reden waarom ze minder werken. De zes anderen noemen andere redenen, met name werkloosheid. Minder opvang is dus vaker het gevolg van minder werk dan de oorzaak.

Dit zijn de voornaamste bevindingen van de SCP-publicatie Krimp in de kinderopvang, Ouders over kinderopvang en werk die op 1 september 2014 verschijnt. In het rapport beschrijven de onderzoekers Wil Portegijs, Mariëlle Cloïn en Ans Merens de keuzes die ouders maken ten aanzien van opvang en werk. Achtergrond van het onderzoek zijn de voor veel ouders gestegen opvangkosten door de bezuinigen op de kinderopvangtoeslag. Heeft dit ertoe geleid dat meer ouders afzien van het gebruik van formele opvang (kinderdagverblijf, buitenschoolse opvang of gastouderopvang)? En zo ja, betekent dit dat vaders en moeders minder zijn gaan werken of de combinatie werk/zorg zwaarder vinden? Aan het onderzoek deden 4600 ouders mee. Gekeken is zowel naar de instroom van potentiële nieuwe gebruikers als de uitstroom van voormalig gebruikers. De dataverzameling voor dit onderzoek is betaald door het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

Gebruik kinderopvang gedaald door afgenomen instroom en toegenomen uitstroom
In 2011 kregen 120.000 nieuwe kinderen een kinderopvangtoeslag voor dagopvang, in 2013 was dat afgenomen tot 94.000. De instroom in de kinderopvangtoeslag voor buitenschoolse opvang nam in dezelfde periode af van 91.000 naar 76.000. Tegelijkertijd nam de uitstroom toe. In 2011 werd de toeslag beëindigd van 116.000 kinderen met dagopvang en van 83.000 kinderen met BSO. Een jaar later stroomden resp. 133.000 en 98.000 kinderen uit (cijfers over 2013 niet beschikbaar). Als we corrigeren voor het afnemend aantal geboortes in 2012 en 2013, en voor kinderen die geen toeslag meer krijgen, maar wel op de opvang zitten, nemen de verschillen tussen de jaren iets af. De instroom in de dagopvang en de buitenschoolse opvang daalde ook al voor 2011. Dit verklaart waarom ook in 2010 en 2011 het aantal kinderen in de opvang al nauwelijks meer toenam.
Kosten belangrijkste reden voor ouders om te bezuinigen op de kinderopvang
Vier op de tien ouders die minder opvang hebben dan gewenst, of minder dan ze eind 2011 hadden, noemen de kosten als doorslaggevende reden. Ook bij de meeste anderen spelen de kosten een rol bij hun besluit. Veel ouders vinden de opvang (te) duur. Vooral negatief over de kosten zijn ouders die nu minder kinderopvangtoeslag krijgen dan voorheen, te maken hebben gehad met gestegen kosten per uur opvang, en ouders die moeilijk rond kunnen komen, van wie het huishoudinkomen is gedaald, of vrezen daar in de toekomst mee te maken te krijgen. Hieruit volgt dat als ouders aangeven dat de opvang voor hen (te) duur is, ze dus niet alleen op de opvangkosten zelf (inclusief toeslag) doelen, maar ook op de vraag of ze, gezien hun inkomen, deze kosten nog wel op kunnen brengen.
Werkloosheid is eveneens een belangrijke reden waarom ouders afzien van kinderopvang.
Twee à drie op de tien ouders die minder opvang hebben dan gewenst, of minder dan ze eind 2011 hadden, noemen werkloosheid als doorslaggevende reden, en bij nog eens zoveel ouders speelde dit mee.
Gemiddelde arbeidsduur van vaders en moeders afgenomen
Voor de gehele groep (voormalig) gebruikers van kinderopvang in 2011 geldt dat de moeders nu gemiddeld 1,6 uur minder werken dan destijds (inclusief degenen die niet meer werken). De arbeidsduur van de vaders nam af met 0,7 uur bij de dagopvang en 1,4 uur bij de buitenschoolse opvang. In gezinnen die geen opvang meer hebben, daalde de gemiddelde arbeidsduur van de vaders, maar vooral van de moeders het sterkst. In gezinnen die nog evenveel opvang hebben, nam die niet af.
Minder opvang betekent meestal niet minder werk
Toch betekent minder opvang lang niet altijd dat ouders minder werken. In gezinnen die eind 2011 gebruik maakten van kinderopvang en sindsdien de opvang hebben ingekrompen of stopgezet, werkt driekwart van de vaders nog evenveel. Bij de moeders is dit iets lager, maar ook van hen werkt ruim de helft (dagopvang) tot twee derde (bso) ondanks minder of geen opvang nog steeds evenveel uren. Wel vinden moeders die minder opvang hebben dan ze hadden, of hadden gewild, wat vaker dat werk en zorg uit balans zijn.
Minder werk vaker oorzaak dan gevolg van minder opvang
Als minder of geen opvang wèl hand in hand gaat met minder of geen werk, blijkt dat werkloosheid vaak de achterliggende reden is. In bijna de helft van deze gevallen heeft de vader of moeder (deels) ontslag gekregen. Nog eens ongeveer drie op de tien vaders en moeders ging op eigen initiatief minder werken of stoppen, omdat ze meer zelf voor het kind wilden zorgen, de combinatie werk/zorg te zwaar vonden of hun werk niet leuk. In al deze gevallen is het opzeggen van (een deel van) de kinderopvang dus niet de oorzaak, maar het gevolg van het feit dat een van de ouders minder of niet meer werkt. Ze hebben minder opvang nodig, of deze werd, door het wegvallen van de kinderopvangtoeslag of het gedaalde gezinsinkomen, te duur. Slechts bij een op de zes à zeven ouders die nu minder werken dan in 2011 én minder opvang hebben is het wegvallen van (een deel van) de opvang de reden waarom ze minder werken. Ten opzichte van de totale onderzoeksgroep, dus alle ouders die in 2011 gebruik maakten van formele opvang, gaat het om 2 à 3 procent van de vaders en moeders (dagopvang resp. buitenschoolse opvang) die nu minder werkt, omdat ze minder kinderopvang hebben.

SCP-publicatie 2014/25, Krimp in de kinderopvang. Ouders over kinderopvang en werk, Den Haag, 2014, Sociaal en Cultureel Planbureau, ISBN 978 90 377 0718 2. De publicatie is verkrijgbaar bij de (internet-)boekhandel of te bestellen/downloaden via de website: www.scp.nl

Bron : http://www.scp.nl/Publicaties/Alle_publicaties/Publicaties_2014/Krimp_in_de_kinderopvang