Etnische verscheidenheid in schoolklassen heeft een positief effect op de onderwijsprestaties van leerlingen van migrantenouders. Dat is de conclusie van een onderzoek naar de wiskundeprestaties van dertienjarige leerlingen in het Rotterdamse algemeen voortgezet onderwijs door onderwijssocioloog Sjaak Braster van de Erasmus Universiteit Rotterdam en zijn collega Jaap Dronkers van Universiteit Maastricht. Deze week publiceren ze hun bevindingen in een artikel in het tijdschrift Sociologie.

Internationaal onderzoek onder vijftienjarige scholieren liet eerder nog zien dat etnische verscheidenheid in een school een negatief effect heeft op individuele onderwijsprestaties. Deze stelling gaat echter niet op voor de wiskundeprestaties van 905 leerlingen die Braster en Dronkers onderzochten, verspreid over in totaal 41 klassen van 11 scholen voor algemeen voortgezet onderwijs in Rotterdam. In deze grootstedelijke en multiculturele context blijken kinderen van migrantenouders in etnisch heterogeen samengestelde klassen juist significant hogere wiskundecijfers te halen dan hun klasgenoten in meer etnisch homogene klassen.

Onderlinge samenwerking
Braster en Dronkers verklaren deze bevindingen door te wijzen op de samenwerking tussen scholieren. In tegenstelling tot veel ouders vinden dertienjarige scholieren een maatschappij met etnische verscheidenheid een ‘normale’ zaak: zij hebben immers nooit anders meegemaakt. De jongeren overbruggen hun etnische verschillen onder andere door het delen van een gezamenlijke straatcultuur en het spreken van een gemeenschappelijke straattaal. Daardoor wordt onderlinge samenwerking gemakkelijker, wat dus vooral positief uitpakt voor de wiskundeprestaties van allochtone jongeren in ‘veelkleurig’ samengestelde klassen zonder overduidelijke meerderheidsgroep.

De conclusie van het onderzoek in Rotterdam spoort met de voorspelling die de Amerikaanse socioloog Robert Putnam heeft gedaan over het effect van de toegenomen etnische verscheidenheid in grote steden. Op dit moment leidt dit volgens hem vooralsnog tot een afname van onderling vertrouwen tussen en binnen de diverse bevolkingsgroepen, maar op langere termijn verwacht hij positieve effecten. Voor jongeren in Rotterdam lijkt deze optimistische toekomstvisie reeds vandaag de dag realiteit te zijn geworden.

Bron :