Bij het rondetafelgesprek over de toekomst van de kinderopvang op 3 juni 2013, hebben enkele fracties binnen de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid vragen gesteld aan de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,welke deze heeft beantwoord begin september.

Een van de vragen (van de VVD-fractie) gaat over de wijze waarop de maximale uurprijs is bepaald. Blijkens het antwoord van de minister is dit nooit echt berekend, maar gebaseerd op de geldende tarieven bij in werking treden van Wet Kinderopvang  waarbij 80% van de sector onder de prijsstelling bleef.

Het antwoord is eigenlijk een nettere omschrijving van : we hebben het nooit onderzocht en weten het gewoon niet.

Tarieven per uur

De tarieven in de kinderopvang zijn voor het grootste gedeelte gebaseerd op dagdelen en niet op basis van uren. Dit is nu in vele gevallen nog steeds zo, maar was het zeker bij de invoering van de Wet op de Kinderopvang. Voor de kinderopvangtoeslag moet dus aan het begrip “dagdeel” in de kinderopvang gekoppeld worden aan een aantal “uur” bij de kinderopvangtoeslag.

Uurberekening

Hoe en welke uren de kinderopvangorganisatie mag toerekenen zijn vastgelegd in richtlijnen die zijn opgesteld bij inwerking treden van de Wet Kinderopvang (2005). Deze zijn in de loop der jaren iets gewijzigd. Het praktische gevolg : in de loop der jaren is het aantal toerekenbare uren verminderd ! Zou je dus de tarieven uit het verleden aanpassen (dagdeeltarief gedeeld door een lager aantal uren) krijg je dus een hoger uurtarief dan in verleden is vastgesteld!

Hierbij laten we kwaliteit van de richtlijnen gemakshalve maar achterwege.

Soorten kinderopvang

Het ministerie heeft de tarieven vervolgens ingedeeld in drie soorten uurtarieven :

  • kinderdagverblijf
  • buitenschoolse opvang
  • gastouders

Volgens het ministerie is er dus één tarief , terwijl dit zeker bij buitenschoolse opvang onmogelijk is. We zullen dit illustreren met een simpel voorbeeld.

Buitenschoolse opvang

In de buitenschoolse opvang zijn de twee belangrijkste opvangvarianten :

  • naschoolse opvang zonder opvang tijdens vakantie (hierna NSO-/-)
  • naschoolse opvang met opvang tijdens vakantie (hierna NSO+/+)

Kosten van buitenschoolse opvang

Het verschil in de kosten van instandhouding (personeel, huisvesting, afschrijvingen etc) van 1 kindplaats tussen deze twee vormen is marginaal. De huur van het pand en de arbeidsovereenkomst lopen in de vakantie immers ook gewoon door. De kosten bij NSO-/- zijn (afhankelijk van situatie) 10 tot 20 % lager dan de NSO+/+, voor voorbeeld respectievelijk € 4.000 en € 5.000.

Toerekenbare uren

Het verschil aan de toerekenbare uren tussen deze vormen is groot.

Voorbeeld (bij berekening even gemakshalve uitgaande van een continurooster)
  • NSO-/- : 40 weken van 5 dagen van 3 uur = 600 uur
  • NSO+/+: 600 uur + 9 weken * 5 dagen * 10 uur 1.050 uur

Het aantal toerekenbare uren is bij de NSO+/+ dus circa 57 % van de hoeveelheid NSO-/-.

Bezetting

Als ouders kiezen voor de NSO-/- kan de kinderopvangorganisatie proberen deze plek in de vakantieperiode in te vullen met andere kinderen die alleen vakantieopvang  nodig hebben. In de praktijk wordt deze niet of slechts zeer beperkt ingevuld. Kortom : in gunstigste geval kan deze lege plek in vakantie voor 10 % worden ingevuld.

Berekend uurtarief in voorbeeld

  • NSO-/- € 4.000 verdeeld over 600 uur € 6,67
  • NSO+/+ € 5.000 verdeeld over 1050 uur € 4,76

Hierbij is dan nog geen rekening gehouden met zaken als :

  • opslag winst e.d.
  • bezettingsrisico

Ten tijde van inwerking treden van Wet op kinderopvang werd er overigens meer gebruik gemaakt van de NSO+/+ varianten.

Conclusie

  • Bij een kostprijsberekening van de verschillende opvangsoorten buitenschoolse opvang is het onmogelijk dat deze gelijk zijn
  • Minister Asscher en het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid hebben geen flauw idee wat de echte kostprijs is.

Nu is vervolgens de vraag : laat de VVD-fractie zich door minister Asscher met een kluitje in het riet sturen ? Of laat de VVD dit uit coalitie-overwegingen maar gebeuren ? (daarbij heeft de VVD sinds inwerking treden Wet op Kinderopvang nagenoeg constant deel uitgemaakt van het kabinet)

Uit notitie Rondetafelgesprek :

De leden van de VVD-fractie vragen op welke wijze de maximale uurprijs door het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid wordt bepaald.

Antwoord:

Bij de invoering van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen is op basis van de prijzen die destijds golden in de sector, een maximum uurprijs gekozen waar 80% van de sector onder bleef qua prijsstelling. In de daaropvolgende jaren is artikel 5 uit het Besluit kinderopvangtoeslag leidraad geweest voor de jaarlijkse aanpassing van dit maximum, uitgezonderd de keren dat dit artikel gegeven bezuinigingsrondes buiten werking was gesteld. Artikel 5 van dit besluit regelt dat de maximum uurprijs jaarlijks wordt aangepast overeenkomstig:

a. 80% van de ontwikkeling van de loonvoet bedrijven en 20% van de consumentenprijsindex zoals deze voor het betrokken jaar, blijkens bekendmaking in het Centraal Economisch Plan in het voorgaande jaar, is geraamd; en

b. het verschil tussen de ontwikkeling van 80% van de loonvoet bedrijven en 20% van de consumentenprijsindex zoals deze voor het voorafgaande jaar blijkens bekendmaking in het Centraal Economisch Plan in dat jaar, was geraamd en de ontwikkeling van 80% van de loonvoet en 20% van de consumentenprijsindex zoals deze voor het voorafgaande jaar, blijkens bekendmaking in het Centraal Economisch Plan in dat voorafgaande jaar, nader is geraamd.