Op 1 november 2013 oordeelde  de Hoge Raad dat het gerechtshof in een zaak onvoldoende duidelijk heeft gemaakt waarom het een minderjarige niet heeft gehoord. In de zaak was de vraag aan de orde of het gerechtshof de minderjarige opnieuw had moeten horen, nadat ter zitting duidelijk was geworden dat de minderjarige de uitnodiging daartoe niet had ontvangen. Defence for Children is verheugd dat de Hoge Raad met deze uitspraak het belang van het recht van minderjarigen om gehoord te worden onderstreept.

Ongelukkige handelswijze

De in 1998 geboren minderjarige werd in 2011 voor een periode van een jaar onder toezicht gesteld. De vastgestelde zorgregeling werd vier maanden later door de kinderrechter op verzoek van Bureau Jeugdzorg geschorst. De minderjarige werd in de daaropvolgende maand door de kinderrechter gehoord waarna de kinderrechter de omgangsregeling met vader wijzigt en vervangende toestemming verleent voor psychodiagnostisch onderzoek voor de astmatische klachten van de minderjarige. Hiertegen wordt beroep ingesteld. De minderjarige is door het gerechtshof opgeroepen om te worden gehoord, maar kwam niet opdagen omdat hij de uitnodiging niet had ontvangen. Bureau Jeugdzorg had namelijk, in overleg met de ouders, besloten dat het verhoor, gelet op de angststoornis van de minderjarige, te belastend zou zijn voor de minderjarige. Het gerechtshof overweegt dat dit een ongelukkige handelswijze is geweest van Bureau Jeugdzorg, maar bekrachtigt desalniettemin de beschikking van de rechtbank en overweegt daartoe dat de mening van de minderjarige niet tot een andere beslissing zou hebben geleid.

Minderjarige opnieuw horen
In cassatie is de vraag aan de orde of het gerechtshof ervan af mocht zien de minderjarige opnieuw te horen nu duidelijk was dat de uitnodiging de minderjarige niet had bereikt. De Hoge Raad stelt voorop dat de rechter, ingevolge artikel 809 en 802 Rv, kan afzien een minderjarige te in de gelegenheid te stellen zijn mening kenbaar te maken, indien naar zijn oordeel aannemelijk is dat de minderjarige wegens een ernstige lichamelijke of geestelijke stoornis niet in staat is zich een mening te vormen. De rechter kan daarvan eveneens afzien indien naar zijn oordeel aannemelijk is dat de minderjarige niet wil worden gehoord of indien naar zijn oordeel te vrezen valt dat het bieden van die gelegenheid de gezondheid van de minderjarige zal schaden. De Hoge Raad overweegt dat het oordeel van het gerechtshof dat de minderjarige niet opnieuw hoefde te worden uitgenodigd op grond dat het horen niet tot een andere beslissing zou leiden op een onjuiste rechtsopvatting berust, dan wel ontoereikend is gemotiveerd. In het bestreden oordeel is namelijk niet te lezen dat de minderjarige niet wilde of niet kon worden gehoord. De Hoge Raad concludeert, onder verwijzing naar artikel 809 Rv en artikel 12 IVRK, dat gelet op het belang van de minderjarige om zijn mening kenbaar te kunnen maken in zaken die hem betreffen, de niet nader onderbouwde mededeling van Bureau Jeugdzorg ontoereikend is om het bestreden oordeel te kunnen dragen.

Defence for Children is verheugd dat de Hoge Raad met deze uitspraak het belang van het recht van minderjarigen om gehoord te worden onderstreept.

Bron :